Tijdens de watersnood van 1916 werden het eiland Marken en de vissersdorpen Spakenburg en Volendam zwaar getroffen. Op Marken vielen zestien slachtoffers en huizen stortten in of spoelden weg. In Spakenburg werden de botters met grof geweld tegen de huizen geslagen. In het laag gelegen deel van Volendam, waar de hoogste waterstand werd gemeten, stond water op sommige plaatsen tot aan de dakrand van de huizen.
Ook andere regio’s rondom de Zuiderzee werden getroffen. In de nacht van 13 op 14 januari 1916 viel de Anna Paulownapolder in Noord-Holland ten prooi aan het zeewater. Er was in die tijd nog een open verbinding tussen de Noordzee en de Zuiderzee. In het huidige IJsselmeer was sprake van eb en vloed. Door een combinatie van een grote hoeveelheid smelt- en regenwater uit de op de Zuiderzee uitmondende rivieren, een heftige storm en hoog water bezweek de Amsteldijk. Over een lengte van zo’n 150 meter stroomde het zeewater de Oostpolder in en zette alle landerijen blank. Gelukkig konden de meeste bewoners en het vee, ongeveer 3.000 koeien, op tijd geëvacueerd worden. Er waren twee dodelijke slachtoffers te betreuren. Het zeewater vond de weg naar de Westpolder, waar het uiteindelijk werd tegengehouden door de wat hoger gelegen spoorbaan.