Een verhaal over de eeuwige Nederlandse strijd tegen water
DE WADDENEILANDEN
Kaart Waddeneilanden
De Waddeneilanden liggen ten noorden van Nederland in de Noordzee. De Waddeneilanden hebben een totale oppervlakte van 1.047,5 km² en tellen ongeveer 81.340 bewoners. Het grootste eiland is Texel, gevolgd door Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en Vlieland. Er zijn nog een paar kleine onbewoonbare eilanden zoals Rottumeroog en Rottumerplaat en verder nog vele Duitse en Deense Waddeneilanden. Tussen de Waddeneilanden en het vasteland ligt de Waddenzee, die bij eb grotendeels droogvalt. Dit maakt het een zeer belangrijk Europees foerageergebied voor vogels.
Hoe zijn de Waddeneilanden ontstaan? Tijdens de koudste periode aan het einde van de laatste ijstijd, ongeveer 18.000 jaar geleden, lag de zeespiegel ruim honderd meter onder het huidige zeeniveau. De Noordzeebodem lag toen grotendeels droog. Toen de ijskappen begonnen te smelten steeg de zeespiegel en liep er water de Noordzee in. Ongeveer 7.000 jaar geleden lag de kustlijn in de buurt van de huidige kust. Golfwerking en getijbewegingen verplaatsten zand vanuit zee naar de kust. Dit zand zette zich af langs de kust en in het nabije achterland, dat daardoor telkens wat hoger kwam te liggen en niet onder de nog snel stijgende zeespiegel verdween. Langs grote delen van de Nederlandse en de Vlaamse kust en in de Duitse Bocht ontstonden zo wadden met getijgeulen (zeegaten) en kwelders. Aan de Noordzeekant lagen lokaal zandige strandwallen. De zeespiegelstijging zwakte af en vanaf ongeveer 5.000 jaar geleden konden de eerste aaneengesloten strandwallen in West-Nederland bewaard blijven. Veel getijgeulen in het achterland slibden dicht en de voormalige wadden en kwelders raakten bedekt met een veenmoeras. In Noord-Nederland (ten oosten van Vlieland) was de situatie anders. Hier waren de strandwallen niet aaneengesloten maar zijn ze altijd onderbroken geweest door getijgeulen die uitkwamen op het achterliggende wadden- en kweldergebied. Deze onderbroken strandwallen vormen de kern van de meeste Waddeneilanden. Op de eilanden zelf ontstonden duinen, opgewaaid vanaf het strand, en aan de zuidkant werden kwelders gevormd. De afgelopen 7.000 jaar is het waddengebied altijd dynamisch geweest; getijgeulen hebben zich regelmatig verlegd, ook de grenzen van het wadden- en kweldergebied en de locatie van de Waddeneilanden schoof regelmatig op. Ook nu nog zijn de Waddeneilanden onderhevig aan constante opbouw en afbraak door de zee.
Al ver voor het begin van onze jaartelling woonden er mensen in het Waddengebied. Tot de 8e eeuw na Christus vond deze bewoning met name plaats op terpen en wierden. Rond het jaar 1000 werd begonnen met de aanleg van dijken. Maar ook daarvoor waren al pogingen ondernomen de zee te bedwingen. Bij het Friese Peins (in de gemeente Franeker) is een 40 meter lang stuk dijk ontdekt dat vermoedelijk uit de 1e of 2e eeuw voor Christus stamt. In de late middeleeuwen kreeg de bedijking steeds meer vorm en nam de wateroverlast af. Vanaf de 17e eeuw werden de dijken door landaanwinning steeds meer opgeschoven. Het hoogtepunt hiervan vond plaats in de 19e en 20e eeuw. Ook de duinenrij ten zuiden van de Waddenzee was onderhevig aan dit proces, maar ingrijpen van de mens voorkwam dat de vele stormvloeden de kust van de provincies Noord- en Zuid-Holland definitief veranderden in losse eilanden met een waddenvlakte daarachter. Stormvloeden rond 1200 hebben wel als gevolg gehad dat de noordelijke kust van West-Friesland uiteen brak in vijf eilanden. Rond 1600 waren de vier langs de westkust alweer teruggewonnen, maar Wieringen, ten zuidoosten van Texel, bleef tot in de 20e eeuw een eiland. Door sommigen wordt Wieringen daarom tot de Waddeneilanden gerekend, maar het heeft eigenlijk een andere ontstaansgeschiedenis: het is een stuwwal uit de Riss-ijstijd.