Hoe zijn de Waddeneilanden ontstaan? Tijdens de koudste periode aan het einde van de laatste ijstijd, ongeveer 18.000 jaar geleden, lag de zeespiegel ruim honderd meter onder het huidige zeeniveau. De Noordzeebodem lag toen grotendeels droog. Toen de ijskappen begonnen te smelten steeg de zeespiegel en liep er water de Noordzee in. Ongeveer 7.000 jaar geleden lag de kustlijn in de buurt van de huidige kust. Golfwerking en getijbewegingen verplaatsten zand vanuit zee naar de kust. Dit zand zette zich af langs de kust en in het nabije achterland, dat daardoor telkens wat hoger kwam te liggen en niet onder de nog snel stijgende zeespiegel verdween. Langs grote delen van de Nederlandse en de Vlaamse kust en in de Duitse Bocht ontstonden zo wadden met getijgeulen (zeegaten) en kwelders. Aan de Noordzeekant lagen lokaal zandige strandwallen. De zeespiegelstijging zwakte af en vanaf ongeveer 5.000 jaar geleden konden de eerste aaneengesloten strandwallen in West-Nederland bewaard blijven. Veel getijgeulen in het achterland slibden dicht en de voormalige wadden en kwelders raakten bedekt met een veenmoeras. In Noord-Nederland (ten oosten van Vlieland) was de situatie anders. Hier waren de strandwallen niet aaneengesloten maar zijn ze altijd onderbroken geweest door getijgeulen die uitkwamen op het achterliggende wadden- en kweldergebied. Deze onderbroken strandwallen vormen de kern van de meeste Waddeneilanden. Op de eilanden zelf ontstonden duinen, opgewaaid vanaf het strand, en aan de zuidkant werden kwelders gevormd. De afgelopen 7.000 jaar is het waddengebied altijd dynamisch geweest; getijgeulen hebben zich regelmatig verlegd, ook de grenzen van het wadden- en kweldergebied en de locatie van de Waddeneilanden schoof regelmatig op. Ook nu nog zijn de Waddeneilanden onderhevig aan constante opbouw en afbraak door de zee.