Aanvankelijk stond de landbouw centraal op Urk, maar de akkers werden regelmatig door de zee weggeslagen, waardoor men zich meer op de veeteelt ging richten. Een bekend product uit de streek was de Urker boter, die via de markten van Elburg en Kampen tot aan Keulen werd verhandeld. De visserij groeide in de 16e eeuw en steeds vaker trokken de boten vanuit de Zuiderzee naar de Noordzee waar schelvis, schol en tong werd gevangen. Amsterdam was een belangrijke afzetmarkt voor de vissers uit Urk. In 1792 leefden alle mannen van het eiland van de visvangst. De bouw van de afsluitdijk in 1932 betekende het einde van de zoute Zuiderzee. Dat de visserij van Urk hierna niet is ingestort wordt wel het ‘Wonder van Urk’ genoemd. Er werd steeds meer gevist op de Noordzee, waardoor de visafslag kon blijven groeien. In 1939 waren ook de dagen voor Urk als eiland geteld. Voor de bouw van de Noordoostpolder werd Urk verbonden met Nederland, maar pas in 1948 werd er een weg naar het voormalig eiland aangelegd. De inwoners zeggen echter nog steeds dat zij op Urk wonen, in plaats van in Urk. Het feit dat Urk eeuwenlang geïsoleerd is geweest laat zijn sporen na. Urkers zijn trots op hun afkomst en vormen een hechte gemeenschap. Urkers trouwden vrijwel alleen onderling, waardoor zij veel erfelijke eigenschappen met elkaar delen en het risico op erfelijke aandoeningen groter is. De zeldzame ziekte van Buchem is bijvoorbeeld typisch Urks. Het dorp is een van de meest kerkelijke gemeenten van Nederland, de bewoners spreken in het plaatselijke dialect en Urk heeft een eigen volkslied. Een Urker traditie is dat mannen een gouden oorbel dragen, vaak in de vorm van een anker. Er wordt gezegd dat deze sierraden vroeger dienden als uitvaartverzekering. Wanneer een schipper strandde kon met de opbrengst van de oorbel zijn begrafenis worden betaald.