Een verhaal over de eeuwige Nederlandse strijd tegen water
TERSCHELLING
Kaart Terschelling
Terschelling is ca. 30 kilometer lang en de breedte varieert van 2 tot 5 kilometer. De eerste menselijke nederzettingen op de duingronden, verhogingen en opgeworpen terpen in de kwelders vormden zich omstreeks het jaar 800 na Christus. Dit is nog duidelijk waarneembaar; de dorpen Midsland, Landerum, Formerum en Lies zijn op verhoogde delen van het omringende poldergebied gebouwd. Bij de dorpen Hoorn en Oosterend valt het hoogteverschil minder op. Nederzettingen die lager lagen, in de strook tussen Midsland en West-Terschelling, zijn inmiddels uit het Terschellinger landschap verdwenen: Stattum, Schittrum en Stortum. De vorm en de grootte van Terschelling is net als de andere Waddeneilanden nog steeds aan veranderingen onderhevig.
an de luwzijde van de eilanden, aanvankelijk niet meer dan kale, stuivende zandhopen, werd in de loop der jaren van rivieren afkomstige grond afgezet. Er ontstonden slikgronden, kleiachtige kwelders op veenlagen waaruit later de weilanden werden gevormd en de polder ontstond. Hiermee werden bestaansmogelijkheden voor de mens geschapen, landbouw en veeteelt, beschermd door dijken. De eerste bedijking om de Terschellinger polder dateert al van ca. 1000 na Christus. De dijk werd in de 19e eeuw verbeterd en na de watersnoodramp van 1953 in drie fasen tussen 1962 en 1968 op Deltahoogte gebracht. De zee en de vogels brachten zaden aan en later geholpen door de mens via helmpoten, bebossing, landbouw, beweiding e.d. is Terschelling (evenals de andere Waddeneilanden) uitgegroeid tot een natuurgebied van zeer grote waarde. De westelijke punt van Terschelling was voorheen een aparte zandplaat, genaamd de Noordsvaarder, maar is omstreeks 1860 door verzanding van een slenk (een geul waar eb- en vloedwater doorheen stroomt) aan het eiland vastgegroeid. De oostelijke punt bestond destijds ook uit verschillende losliggende zandplaten die samengegroeid zijn en in de 19e eeuw één geheel met het eiland gingen vormen. Thans is het een ruim 4.400 hectare groot natuurgebied, de Boschplaat.
Door de ligging in de Noordzee vormde Terschelling destijds al een veel en graag bezochte havenplaats op de route tussen de Scandinavische landen, Duitsland, Polen en Rusland enerzijds en Engeland, Zuid-Europa, Afrika en verderaf gelegen gebieden anderzijds. Al gauw werd Terschelling een opslag-, los- en overslaghaven. Uit zogenaamde biertolregisters blijkt dat er in 1365 al bier uit Duitsland werd aangevoerd. De Verenigde Oost-Indische Compagnie en de Staten van Holland hadden op Terschelling zelfs enkele factorijen, hoewel de haven van Amsterdam daarvoor de meest in aanmerking komende haven was. Ook handels- en oorlogsschepen lieten hun ladingen tijdelijk op Terschelling achter om vervolgens via de Zuiderzee de thuishaven gemakkelijker te kunnen bereiken. Zowel de Hollandse Staten als de Friese bewindvoerders hadden grote belangstelling voor het eiland met de natuurlijk beschutte haven en zij trachtten er de macht in handen te krijgen. Het eiland Terschelling (vroeger Wuxalia, ter Schelling – land van scheiding – Schellinge, Schylge of Skylge geheten) schommelde eeuwenlang tussen Friese en Hollandse overheersing, waarbij plunderingen, brandschattingen e.d. geen uitzonderingen waren.
Indrukwekkende video opname van het waddeneiland Terschelling