De sluizen van IJmuiden vormen de verbinding tussen het Noordzeekanaal en de Noordzee bij IJmuiden. Het sluizencomplex bestaat uit de Zuidersluis uit 1876, de Middensluis uit 1896, de Noordersluis uit 1929, de Spuisluis uit 1940, en het Gemaal uit 1975. Ten westen van de sluizen ligt het Forteiland, onderdeel van de Stelling van Amsterdam. In 1859 kwam de Raad voor de Waterstaat met een plan om de grote sluis 140 meter lang, 18 meter breed en 7,75 meter diep te maken en de kleine sluis 70 meter, 12 meter en 5 meter. De meeste schepen van die tijd konden de grote sluis zonder veel problemen passeren. In 1868 werd de lengte van de grote sluis teruggebracht tot 120 meter. De graafwerkzaamheden werden in het voorjaar van 1871 voltooid en de sluizen in het najaar van 1872. De muren van de sluis waren gemetseld, de vloeddeuren van smeedijzer en de ebdeuren van grenenhout. De sluizen werden in eerste instantie vooral gebruikt voor de uitwatering van IJ-water en het schutten van baggermaterieel. Na de officiële opening werd al snel duidelijk dat de Zuidersluis te krap bemeten was. Er kwamen schepen van 150 meter en langer in de vaart en deze pasten niet in de sluis. Ook voldeed het gemaal aan de andere kant van het kanaal, bij Schellingwoude, niet. Tijdens het spuien konden de twee sluizen niet gebruikt worden voor de scheepvaart, wat de capaciteit nog meer reduceerde. In 1885, nog geen 10 jaar na de opening, werd een eerste ontwerp voor een derde, grotere sluis ingediend. Deze schutsluis zou 205 meter lang, 25 meter breed en 8,50 meter beneden NAP diep worden. Op 31 mei 1887 keurde de regering de bouw goed en, wijzer geworden van de eerste ervaring, besloot men de lengte op te rekken tot 225 meter en de diepte naar 10 meter.