OESTERDAM


De getijden in de Oosterschelde zouden, ondanks het openblijven van de Oosterscheldekering, toch veranderen. De monding van de Oosterschelde was verkleind, waardoor er minder zeewater de Oosterschelde in en uit kon stromen. Het verschil tussen hoogwater en laagwater werd kleiner, waardoor slikken en schorren in gevaar kwamen. Twee dammen aan de oostkant van de Oosterschelde verkleinden de oppervlakte van de Oosterschelde, wat de getijdewerking versterkte. In het noordoosten was de Krammer (circa 3.500 hectare water) door de Philipsdam van de Oosterschelde afgesloten. In het oosten sloot de Oesterdam een stuk van nog eens 1.000 hectare water af. Door de afsluiting van deze gebieden wilde men het waterpeil in de Oosterschelde met 2,7 meter laten stijgen.
De oesterteelt in bijvoorbeeld Yerseke werd door deze dammen gered, ze zorgden ervoor dat het Schelde-Rijnkanaal geen hinder meer ondervond van de getijden en ze beschermden, in combinatie met de Oosterscheldekering, het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden.
De Oesterdam is met een lengte van 11 kilometer het langste Deltawerk. Door de verbinding van Tholen met Zuid-Beveland ontstond het Zoommeer, deel van de Schelde-Rijnverbinding die de Antwerpse haven met de Waal verbindt. Als de Markiezaatskade er niet was geweest zou het Zoommeer zich tot Bergen op Zoom hebben uitgestrekt. Deze dam was tussen 1981 en 1983 aangelegd om de bouw van de Oesterdam te vergemakkelijken. Door de aanleg van de Markizaatskade werd het Zoommeer het water tussen de Markizaatskade en de Oesterdam. De Oesterdam loopt evenwijdig aan de Markiezaatskade. Vanuit oostelijke richting ziet men achtereenvolgens de Oosterschelde, de Oesterdam, het Zoommeer, de Markiezaatskade, het Markiezaatsmeer en de kust van Noord-Brabant.
Het Tholense Gat, het water tussen Tholen en Noord-Beveland, werd afgesloten door langdurig opspuiten, wat aanzienlijk goedkoper was dan een steensluiting, al dan niet door middel van een kabelbaan. Naarmate het werk vorderde, werd de te dichten opening steeds kleiner maar de hoeveelheid water die heen en weer stroomde bleef gelijk, waardoor de stroming voortdurend toenam. Omdat het er naar uitzag dat het dichten en ophogen van de laatste honderd meter een langdurig en kostbaar karwei zou worden, werd met de definitieve sluiting van de dam gewacht tot de Oosterscheldekering gereed was. De stroming die bij eb en vloed ontstond kon toen tijdelijk uitgeschakeld worden door de schuiven van de kering neer te laten. In 1986 was de Oesterdam uiteindelijk gereed.
