De gevolgen van de Kerstvloed zijn nog lang merkbaar geweest. De landbouwgronden waren jarenlang onbruikbaar en de muggen die in de overgebleven brakwaterpoelen leefden veroorzaakten een malaria-epidemie. Ook nu nog zijn in het Groninger landschap de sporen van de enorme overstromingen terug te vinden. Bij Warffum en Den Andel zijn de restanten van de oude zeedijk, die bijna geheel werd verwoest, nog zichtbaar. De kerk van Westernieland heeft een voordeur die uitkomt op het lege weiland ten westen van het dorp. Daar bevond zich destijds een deel van het dorp dat door de golven werd weggevaagd en aan de oostkant van de kerk weer werd opgebouwd. Veel geestelijk leiders zagen de overstromingsramp als een straf van God voor immoreel gedrag en de zonden van de bewoners van de getroffen gebieden, maar daarnaast ontstond ook een meer bestuurlijke discussie over het kustverdedigingsbeleid en het dijkbeheer. Onder de bestuurders van de stad Groningen en de Ommelanden bestond lange tijd onenigheid over de verantwoordelijkheid voor en de financiering van het dijkherstel. Na bemiddeling door Friesland, waar de dijken beter op orde waren en men minder schade had geleden, kon uiteindelijk overeenstemming bereikt worden en kreeg Thomas van Seeratt, als commijs provinciaal verantwoordelijk voor de Groningse dijken, de opdracht de dijken te herstellen. Van Seeratt, die in Zweden was geboren en ruim twintig jaar de wereldzeeën had bevaren, had in 1716 al gewaarschuwd voor de slechte staat waarin de Groninger dijken zich bevonden. Zijn waarschuwingen werden genegeerd, met alle gevolgen van dien.