Een verhaal over de eeuwige Nederlandse strijd tegen water
PROEFPOLDER ANDIJK
Kaart proefpolder Andijk
In 1918 werd de Zuiderzeewet van Cornelis Lely door de Tweede Kamer aangenomen. Volgens deze wet zou de Zuiderzee worden afgesloten door de Afsluitdijk en het IJsselmeer dat hierdoor ontstond zou deels worden ingepolderd. De belangrijkste doelstellingen van het Zuiderzeeproject waren de Nederlandse kusten tegen overstromingen te beschermen en grond te winnen voor de landbouw. In 1924 bracht de commissie Lovink een verslag uit met het voorstel een proefpolder aan te leggen. In deze polder konden op kleine schaal praktische ervaringen worden opgedaan met het in cultuur brengen van de gronden in de nieuw aan te leggen Wieringermeer. Deze gronden bevatten een hoog zoutgehalte omdat ze eeuwenlang onder het zeewater hadden gelegen.
In 1926-1927 werd bij het dorp Andijk een 40 hectare grote proefpolder aangelegd. De Directie van de Wieringermeer wilde zien hoe de grond in een drooggemalen polder zich ontwikkelde, en hoe de zoute gronden in cultuur gebracht konden worden. Na het droogvallen werden een boerderij en laboratoria gebouwd ten behoeve van landbouwkundig, bodemkundig en microbiologisch onderzoek. Er werden diverse aspecten bestudeerd die voor een optimale benutting van de grond van belang waren, zoals ontzilting, inklinking en opdroging, en werden proeven genomen voor de beste manier van grondbewerking en de keuze van geschikte gewassen. In 1929 was de bodemstructuur van de proefpolder al zo verbeterd dat vrijwel de gehele polder in cultuur gebracht kon worden. Met de ervaringen die zijn opgedaan in de proefpolder is de ontwikkeling van de Wieringermeer versneld. De drooggevallen gronden zijn eerder geschikt geworden voor de landbouw, wat de verkoopwaarde heeft verhoogd. Met de verkoopopbrengst van de gronden werden de kosten van de aanleg van de polders goedgemaakt.